Ze waren vijftien en straalverliefd.

Stiekem werd er gekust als ze achter de watertoren van Bolsward waren. Johan en Clara, Clara en Johan. Zelf vonden ze het een geweldige match. Helaas dachten de wederzijdse ouders daar anders over. Zoals dat in die tijd vaker ging bemoeiden ouders zich met de haalbaarheid van de liefde op grond van geloof en culturele achtergrond. Er zijn heel wat relaties voortijdig gesneuveld.

Nu was Johan knap eigenwijs en voor de duvel niet bang. Ze lieten zich niet tegenhouden. Mama Clara, een rijke boerin, gaf Johans vader te kennen dat het over moest zijn en dat hij zijn zoon in toom moest houden. Johans vader merkte terecht op, ‘Ik kan hem moeilijk aan de tafelpoot vastbinden.’

De boerin maakte klip en klaar duidelijk dat ze haar klandizie aan een andere kruidenier zou gaan gunnen als vader Tamminga geen actie ondernam. Terecht of niet, de vader probeerde Johan op andere gedachten te brengen.

clara en johan een liefdesverhaal

Naar Twente verhuizen.

Dat gegeven zorgde voor een dramatische wending in het leven van de twee verliefde jonge Friezen. Vader Tamminga besloot de zaak op te doeken en te verhuizen naar Twente waar volop werk scheen te zijn door de florerende textiel business.

Het was halverwege de jaren vijftig en de wederopbouw was in volle gang. Dus nam hij zijn vrouw en zes kinderen mee naar Enschede, kwam terecht op een bovenhuis en ging werken in de fabriek.

De jonge geliefden verloren elkaar uit het oog. Er kwam nog een enkele brief, maar in die tijd waren de communicatiemiddelen beperkt. Johan maakte niks van school en kwam dus ook in de fabriek terecht. Wever werd hij, en een goede ook. Niemand werkte zo hard als hij. De goesting vooruit te komen in de wereld groeide naarmate hij zag hoe zijn vader alle werklust kwijtraakte.

De jonge Johan dacht nog vaak aan Clara, hier en daar kuste hij weleens een ander meisje, maar ze kwamen niet de buurt. Totdat… Hij opnieuw verliefd werd. Truusje Visser heette ze. Een lief meisje met prachtige bruine ogen. Zo heel anders dan de blonde Clara.

Een heel verhaal volgde.

Lang en gelukkig leven is wat al te feeëriek maar ze hadden het zeker goed, die twee.

Hun leven speelde zich af in en rond Utrecht, maar een paar keer per jaar kwamen ze nog in Friesland. Voor oude vrienden en aardappels.

Op een van die keren kwam Clara ter sprake. Er was een reünie geweest en zijn vriend had haar broer gesproken. Clara was helemaal aan lager wal geraakt, vertelde hij. Gescheiden en aan de drank.

Johan kon het zich niet voorstellen. Had met haar te doen. Hij wist dat ze uiteindelijk met iemand was getrouwd die de goedkeuring van haar moeder kon wegdragen. Hij wist ook dat ze niet gelukkig was met die man, maar dit klonk wel heel treurig.

Bij Truusje lag Clara nogal gevoelig, altijd kwam er iets van jaloezie om de hoek kijken als Johan zo lovend over haar sprak. Maar toen hij vroeg of ze het goed vond dat hij haar ging opzoeken zei ze grootmoedig, ‘Doen! En neem een bos bloemen mee.’

Johan belde haar op. Clara was heel verbaasd en kon het maar niet geloven. Of hij haar op mocht zoeken? Ze stemde toe. En dus reed hij op een goede dag het hele eind naar Friesland en zocht het adres waar hij wist dat hij Clara kon vinden. Een eenvoudig rijtjeshuis. Wel wat anders dan de enorme herenboerderij uit haar jeugd, schoot door hem heen. Ze was verlegen en terughoudend. Haar stralende schoonheid verloren door een moeilijk leven. Ze zei bedremmeld, ‘Vindt je vrouw het goed dat je hier bent?’

‘Zeker,’ zei Johan en hij duwde de bloemen naar haar toe, ‘Dit was haar idee, en als jij het goed vindt komen we nog eens terug met z’n tweeën.’

Dat deden ze en niets bleef onbesproken. De twee vrouwen bleken het goed te kunnen vinden. De blonde eerste liefde en de donkere liefde van zijn leven.

Clara zei, ‘Je bent geslaagd, Johan.’

‘Nou,’ zei hij afhoudend, ‘Dat is wat overdreven. Het is ons goed gegaan, dat wel.’ Hij haalde de trouwtekst aan, zoals zo vaak, ‘De zegen des Heeren, díe maakt rijk.’

Ze keek hem wat glazig aan. De God van haar jeugd speelde geen enkele rol meer. Dat Johan niet met haar mocht omgaan omdat hij geen boer was, niet rijk was, maar vooral gereformeerd en niet Hervormd, het leek zo stompzinnig nu ze er op terugkeken.

Toen Clara enkele jaren later overleed, gingen Johan en Truusje naar de begrafenis. Die avond dronk hij zich een stuk in kraag, wat hij eigenlijk nooit deed, maar wat vreemd genoeg toepasselijk leek. Hij hoopte en bad woordeloos dat de God van Gereformeerden en Hervormden een plekje voor Clara gereserveerd had.