‘Zo, zo, zo, zo, zo, zoooo…. Zo, zo, zo, zo, zo, zooooooo…. ‘ Ontspannen stond Sophie in de studio van haar bejaarde zanglerares. Niets bracht haar zo tot rust na een drukke dag, als tien minuten inzingen en ademhalingsoefeningen doen. Haar warme vachtlaarzen had ze in een hoek gegooid. Stevig stond ze daar, op haar blote voeten, op de koude grijze plavuizen. Terloops probeerde ze een propje haren weg te vegen, dat op de vloer was blijven liggen. Haar grote teen werd rood en een beetje plakkerig.

Haar adem stokte.

Alsof ze gestoken was, trok ze haar voet onder het gordijn vandaan.

Paniekerig keek ze van haar grote teen naar de lerares.

Ze hield haar blik vast. Die veranderde terwijl de seconden als mokerslagen in Sophie’s hoofd wegtikten.

Het gordijn waarachter zich de hal bevond, moest de kou buiten houden.

Daar lag iets… en het bloedde.

kortademig, kort verhaal

Afkeurend schudde de dame haar hoofd en fluisterde, ‘Anton.’

Haar man!

Hij stond meestal in de keuken een potje te koken. Soms stak hij zijn hoofd om de hoek van de deur om te checken hoe ver de les heen was.

Had ze hem vandaag  gehoord? Ze kon het zich niet herinneren. Het zweet brak haar uit. Ze had zich goed aangekleed vanwege de sneeuw, maar hier binnen was het bloedheet.

De vrouw was altijd vredelievend op haar overgekomen. Een aardige oude dame, heel goed kende ze haar niet. Was het mogelijk dat je je zo in iemand vergiste? Een quote van een geïnterviewde gevangenisdirecteur schoot door haar brein, ‘Ieder mens is in staat iets verschrikkelijks te doen.’

Ze liet langzaam lucht ontsnappen, zonder geluid. De stilte was beladen.

Zo stonden ze daar stokstijf elkaar aan te kijken. Terwijl ze haar strottenhoofd net nog fanatiek had proberen te ontspannen, voelde het nu als een gewicht in haar keel. Ze slikte moeizaam. De oude vrouw was kennelijk niet van plan de stilte als eerste te doorbreken.

De ogen van de dame verraadden waakzaamheid en wetenschap. En nog iets… Ongeduld?

Sophie haalde een teug adem en zei toen bibberiger dan ze plan was, ‘Waar is uw man?’

De vrouw negeerde haar vraag en zei bedrieglijk kalm, ‘Ik zal even een handdoek halen voor je voet.’

Ze opende de deur naar de gang en liet haar perplex achter.

In sneltreinvaart overlegde ze met zichzelf wat te doen. Door de voordeur naar buiten, was haar eerste ingeving. De achterdeur was geen optie want daarachter lag iets, of iemand. Ze wist niet eens of het wel dood was. Met afschuw keek ze opnieuw naar haar bebloede voet. Ze durfde niet onder het gordijn te kijken waar de bron van viezigheid zich moest bevinden. Geen denken aan!

Sophie hoorde haar zanglerares boven stommelen. Weg hier, zo snel mogelijk!

Ze greep haar laarzen en schoot ze aan, zich niet om vlekken bekommerend, snelde door de keuken naar de hal en trok aan de voordeur. Op slot!

De oude vrouw was alweer op de trap. Sophie begon koortsachtig aan de sloten te draaien, het lukte niet!

Ze vloog terug de keuken in, om geen argwaan te wekken. Rustig overkomen, dan had ze misschien een kans. De woede opwekken van deze vrouw leek haar levensgevaarlijk. Ze had het duidelijk in haar blik gezien.

‘Hé Sophie, vanwaar die haast?’

Met een schok stond ze midden in de keuken stil, alsof ze een geest zag. In gedachten had ze al afscheid genomen van de man die daar rustig aan de keukentafel zat, met zijn leesbril op het puntje van zijn neus. Hij keek er overheen, ‘Zie je spoken?’ sprak hij geamuseerd.

‘Ja, eh nee, ik, ik…’stotterde ze.

Wat moest ze voor zeggen? Ik dacht dat u dood was?

Ook de man was volkomen op zijn gemak en zo te zien in goede staat. Zijn bloed was het niet.

Sophie voelde zichzelf duizelig worden, ze had ook beter moeten eten voordat ze kwam. De man zag het, hij stond op, ‘Meid, je ziet lijkbleek, ga eens even zitten, wat is er allemaal aan de hand.’ Hij trok een stoel voor haar naar achteren en dirigeerde haar erop.

Op dat moment kwam zijn vrouw terug de keuken in.

Ze keek verbaasd naar Sophie’s gelaarsde voeten, ‘Ben je daar nou zo ingestapt, met die viezigheid er nog aan?’ Ze schudde haar hoofd, ‘Ik zei toch dat ik een doek voor je zou pakken?’

Sophie was helemaal in de war, het suisde nog steeds in haar hoofd. Flauwvallen was een weinig aantrekkelijke actie, ze moest zichzelf een mentale schop verkopen. Buikademhaling, kom op, je hebt het vaak genoeg geoefend hier.

De vrouw maakte zich druk om de voet en vlekken in de laars, niemand scheen zich af te vragen waar het bloed vandaan kwam. Dat kon maar een ding betekenen…ze wisten het!

Normaal doen Sophie, van de prins geen kwaad.

De oude zanglerares pakte haar bij de arm. Ze kon een rilling niet onderdrukken,  ‘Nou ja, dat doekje heeft geen zin meer. Kom op, we gaan verder, je hebt nog tien minuten les tegoed, minstens.’

Ze liep als een robot achter haar zanglerares aan, die weer plaatsnam aan de piano. Alsof er niets gebeurd was, zette ze de volgende oefening in.

‘Ja, ja die rohohosen, ‘ en nog een toontje hoger, ‘Ja, ja die rohohosen.’

Sophie blokkeerde, ze kreeg het niet voor elkaar de tonen uit te spugen. Haar keel zat potdicht.

De vrouw schudde opnieuw haar hoofd, ‘Meisje toch, zo in de war van een beetje bloed. Geen rozen zonder doornen toch?’ Ze glimlachte en knikte, ‘Toe maar.’

Toe maar? En geen woord over het slachtoffer achter het gordijn?

Sophie zuchtte, ‘Ik heb een zware dag achter de rug, misschien moeten we het maar voor gezien houden voor vandaag.’ Ze hoopte dat het aannemelijk genoeg klonk.

‘Goed dan,’ zei de vrouw en met een klap sloeg de klep van de piano dicht. Geërgerd keek ze naar haar man die de kamer in kwam. Doelbewust liep hij op het gordijn af.

Sophie’s hart miste een slag.

Ze wilde niet, maar haar ogen werden als vanzelf naar het gordijn gezogen, dat de man met een grote zwaai opentrok.

Triomfantelijk tilde hij het druppende tasje van de slager op, ‘Was ik toch helemaal die ossenhaas vergeten.’